Er waren eens drie vissen: een slimme, een middelmatige en een echt domme. Op een dag kwam er een visser en de slimme vis zag dat. Hij sprong uit het water, hield zijn adem in en deed of hij dood was. De visser gooide hem terug in de vijver, waar de slimme vis zich in een holte verstopte. De tweede vis liet zich uitleggen hoe hij het moest aanpakken en deed hetzelfde. Helaas vergat hij zijn adem in te houden en daarom gooide de visser hem in een houten speelbak. Gelukkig zonder deksel. Dus na een poosje sprong de vis eruit, terug het water in. Toen sprong de echt domme vis uit het water en de visser gooide hem dit keer in een houten speelbak met deksel in de korf zonder te controleren of het dier leefde. Stil blijven liggen, dacht de vis, en nog dat deed hij. Toen de visser naar huis wilde, dacht hij dat de domme vis dood was en gaf hij hem aan zijn kat.