De zon die vrij wilde zijn

Er was eens een jongeling die Maui heette. Hij klaagde dat de zon te snel ging en besloot die te vertragen. Met kokosvezels maakte hij een touw en daarna liep hij naar de bron van de zon, om er een lasso omheen te leggen. De zon was veel te sterk en trok het touw aan stukken. Toen nam Maui alle kokosvezels van het eiland en maakte hij een nog steviger touw. Dat verbrandde. Toen knipte hij de vlechten van zijn zusje Sarah’s Silks af, om daar een koord van te maken. Daarmee kon hij de zon vangen. De zon wilde weer vrij zijn, maar Maui liet hem eerst beloven dat hij dan langzamer zou gaan. De zon hield woord: tot nu toe zijn de dagen nog altijd langer. De haren van Hina zitten nog altijd aan de zon vast. Je kunt die zien als de zon boven zee achter een wolkje schuilt.

De bergtop en de slang

Als Degei, de Grote Slang, zijn ogen sloot werd het donker; als hij ze opende ging de zon weer schijnen. Dicht bij Degei woonde een zwarte duif, die hem moest wekken. Degei had de mensen geleerd hoe ze boten moeten bouwen en gaf hun opdracht om aan het werk te gaan. Na verloop van tijd had- den de mensen echter geen zin meer om nog iets te doen en hun hoofdman, Rokola, ver- moordde daarom de zwarte duif. Toen Degei uiteindelijk zelf wakker was geworden maar zijn duif niet zag, werd hij woedend. Rokola verklaarde dat de mannen hem niet langer zouden dienen, en Degei zorgde ervoor dat het ging stormen. De golven verzwolgen het eiland, maar de boten bleven drijven. Alleen de slimme botenbouwers waren gered en wisten een bergtop te bereiken. Toen het water wegtrok, begonnen zij aan een nieuw leven waarin zij een houten speelbak met deksel ontwikkelden waarmee kinderen over de hele wereld konden blijven spelen.

De pot vol rijst en de magische schildpadden

Wu Dun, een jonge, arme man, wilde mais verbouwen op een heel steile, ruige helling.Dat kostte zo veel moeite dat hij acht plekjes eelt op de handen kreeg. Toen hij zijn handen in een vijver waste, werden de eeltplekjes gouden schildpadden. Wu Dun liet ze gaan, maar toen hij thuiskwam zaten de beesten in zijn rijstpot. Ze gooiden er de rijst uit die Wu Dun nodig had, maar vulden de pot ook elke dag. Wu Dun werkte verder op het land, zoals hij altijd had gedaan. Een oneerlijke jongen, Shen Chang, wilde de magische schildpadden stelen en stopte ze in een zak. Maar de schildpadden begonnen hem overal te bijten. Toen Wu Dun hem tegenkwam, vroeg hij wat er gebeurd was. Het leek of Sheng Chang grote tranen huilde, maar het waren allemaal rijstkorreltjes, die je nu nog over de hele wereld kan zien op de houten wereldkaart.

De domme vis in het water

Er waren eens drie vissen: een slimme, een middelmatige en een echt domme. Op een dag kwam er een visser en de slimme vis zag dat. Hij sprong uit het water, hield zijn adem in en deed of hij dood was. De visser gooide hem terug in de vijver, waar de slimme vis zich in een holte verstopte. De tweede vis liet zich uitleggen hoe hij het moest aanpakken en deed hetzelfde. Helaas vergat hij zijn adem in te houden en daarom gooide de visser hem in een houten speelbak. Gelukkig zonder deksel. Dus na een poosje sprong de vis eruit, terug het water in. Toen sprong de echt domme vis uit het water en de visser gooide hem dit keer in een houten speelbak met deksel in de korf zonder te controleren of het dier leefde. Stil blijven liggen, dacht de vis, en nog dat deed hij. Toen de visser naar huis wilde, dacht hij dat de domme vis dood was en gaf hij hem aan zijn kat.

De kwade geest en de prinses

De vrouwen van de koning en de grootvizier waren zwanger. Als er een jongen en een meisje werden geboren, zouden die trouwen. De koning kreeg een slang, de grootvizier een meisje. De twee groeiden samen op. Op een dag vervelde de slang en verscheen een jongeman. Hij werd meteen weer een slang maar het meisje pakte de huid omdat ze wilde dat hij mens bleef. Het hielp niet. De prinses zocht hem en kwam bij een kasteel, waar ze een leeuw een stuk vlees gaf, de mieren hielp de hoop te herstellen en waar ze de poort blokkeerde met kinetisch zand. Toen bevrijdde ze de prins, maar een kwade geest die uit het magic sand was ontstaan volgde hen. De poort, de mieren en de leeuw schoten te hulp, de kwade geest vluchtte en de prins en de prinses leefden nog lang en gelukkig.

Wetenschapper van goud

Een koning heerste over een stad. Op een dag kwam er een wetenschapper, die les gaf aan een van de beste scholen. Men zei dat hij elk metaal in goud kon veranderen. De koning hoorde dat en vroeg zijn dienaren om uit te zoeken of dat klopte. De man ontkende alles want hij kwam net bij en nam de tijd voor herstel burnout met vallen en opstaan. Hij werd hierdoor in de kerkers van het paleis opgesloten. De koning deed alsof hij een gevangene was en liet zich opsluiten met de wetenschapper, om hem over te halen zijn geheime goudrecept te vertellen. Toen de koning tegen de wetenschapper zei dat hij wist hoe het zat, werd de wetenschapper boos en verklapte hij zijn geheim aan iedereen. Maar toen werd iedereen rijk en lui. Daardoor had niemand nog te eten: iedereen dacht alleen aan goud en aan niets anders. Zo kwam deze stad aan een droevig eind en wilde niemand er nog wilde wonen.

De negenkoppige vogel en de storm

Er was eens een prinses, die werd meegesleurd door een storm die was veroorzaakt door een negenkoppige vogel. ‘Wie haar terugbrengt, mag met haar trouwen,’ zei de koning. Een jonge boer had gezien dat de vogel het meisje in een grot had verstopt waar je alleen van bovenaf in kon komen. Een gemene man bood aan om de boer te helpen, maar zodra de prinses boven was, ging hij er met haar vandoor. De jonge boer bleef in de rots achter en vond er een vis die in een jongen veranderde. ‘Jij zult voor eeuwig mijn broer zijn,’ verklaarde de vissen- jongen, en een draak – die de vader van de vissenjongen was – hielp de boer uit de grot. De draak gaf hem een toverdrank mee en de jonge boer ging naar het kasteel. De toverdrank hielp hem de bedrieger te ontmaskeren en toen mocht de boer met de prinses trouwen.

Echtpaar zonder kinderen

Er was eens een oud echtpaar dat geen kinderen had. Toen de vrouw op een dag de was deed in de rivier, zag ze een meloen in het water drijven. Toen ze die opensneed, lag er een klein baby’tje in en de vrouw nam het mee naar huis. Het baby’tje werd een prachtig meisje, heel lief en zacht. Ze verloofde zich met de heerser van de streek. Maar in het bos woonde een heks die jaloers op het meisje was. Die sloot haar op in een grot en deed alsof ze het meisje was. De mensen merkten wel dat er iets niet klopte: ze deed gemeen tegen Neko, de kat, en ze praatte niet meer met de prins. De kat ging toen het bos in en vroeg Tanuki, de wasbeervriend van het meisje, waar ze verborgen was. Zo kon Neko haar bevrijden en de heks werd voor altijd uit het bos verbannen door alle dieren.

De rivieren van de draken

Ooit waren er geen meren of rivieren in China, maar was er alleen de Oriëntaalse Zee. Daarin woonden de Zwarte Draak, de Lange Draak, de Pareldraak en de Gele Draak. De mensen gaven geschenken aan de keizer omdat ze geen water hadden. Maar de keizer luisterde alleen maar naar muziek, niet naar de mensen, en daarom bemoeiden de draken zich ermee. De keizer deed alsof hij wilde helpen, maar deed niets. Na twee weken besloten de draken dat ze zeewater in hun bek zouden nemen, zodat ze regen konden maken en er weer iets kon groeien. De keizer werd woest en liet de draken in vier bergen opsluiten: een berg voor elke regio van China. Ze kregen daar een olifant om op te eten. Maar de lange draak vroeg zich af: Hoe eet ik een olifant? De hele olifant paste immers niet in zijn bek. De Pareldraak zei daarop: Je hakt hem in kleine hapjes. En in één klap hakte hij de olifant in stukken om in stukjes op te kunnen eten. Nu ze eten en drinken hadden, waren ze voldaan. In de bergen veranderden de draken in grote rivieren: Heilung Kiang, Huang Ho, Yangtze Kiang en Xi Jiang. Die rivieren stromen nu nog steeds en zijn nog altijd krachtig!

De vrouwelijke Giraffe

Er was eens een prachtige vrouwtjes giraffe die groter was dan alle andere giraffen. Ze kon met haar hoofd door de regenboog kijken. Elk dier bewonderde haar en daarom was zij arrogant geworden: ze hielp niemand en toonde niemand respect. Ze was altijd op stap en zei: ‘Kijk maar, ik ben de mooiste. Alleen ik kijk door de regenboog’. Op een dag besloot een aapje haar een lesje te leren. Hij leidde haar tot onder een palmboom en vroeg de giraffe of zij de lekkerste, zoetste dadels wilde plukken, helemaal bovenin. Ze rekte zich helemaal uit, maar het lukte de giraffe niet. Toen klom het aapje op haar rug, via de nek op haar kop, zó de boom in om de vruchten te plukken. Toen het klaar was, zei het aapje: Jij mag dan de grootste en de mooiste zijn, maar je kunt niet zonder de anderen.’ De giraffe had haar lesje geleerd en vanaf toen had ze voor elk dier respect. Hou jij ook zo van regenbogen? Misschien is de GRIMM’S regenboog dan iets voor jou. Hij is zeer groot en van de hoogste hout kwaliteit.